De verschillen tussen Belgische en Europese brandpreventie wetgeving
Ga direct naar:
In principe zijn er drie soorten brandpreventie wetgeving (twee nationale varianten en de Europese normen) die we kunnen bespreken. In Europa is er geen bepalende wetgeving inzake brandveiligheid. Wel zijn er algemeen geldende Europese normen en afspraken over de manier waarop de brandweerstand van materialen moeten worden getest. In de nationale wetgeving zijn er nog veel meer zaken vastgelegd, maar deze verschillen weer van andere Europese landen. Belgische gebouwen moeten aan de nationale eisen voldoen, zolang er nog geen algemene regelgeving is die voor alle Europese landen van toepassing is. In dit artikel benoemen we daarom twee nationale categorieën inzake brandveiligheid:
- De federale wetgeving: betrekking op bedrijfsgebouwen met een industriële of niet-industriële functie
- De bepalingen van de Gewesten en de Gemeenschappen: betrekking op ziekenhuizen, rusthuizen en zorginstellingen
Uitzonderingen: Deze regels zijn van toepassing op alle nieuwe gebouwen, behalve eengezinswoningen en lage gebouwen met een oppervlakte kleiner dan 100 m² en met maximaal twee verdiepingen. Voor renovatie bestaat er in feite (nog) geen wetgeving inzake brandveiligheid. Dit betekent dat de brandweer bepaalt aan welke eisen u moet voldoen.
De zes bijlagen van de federale brandpreventie wetgeving
De federale wetgeving is opgedeeld in zes verschillende bijlagen. Welke van toepassing is op uw gebouw of gebouwdelen hangt af van de functie. Het basisreglement bepaalt de minimumvoorwaarden waaraan het ontwerp, de bouw en de inrichting van nieuwe gebouwen moeten voldoen om:
- het ontstaan, de ontwikkeling en de uitbreiding van een brand te voorkomen
- de veiligheid van personen te verzekeren
- de tussenkomst van de brandweer te vergemakkelijken.
Bijlage 1 Terminologie
In deze bijlage staan de terminologie en definities rondom brand, brandveiligheid, inspecties en federale regelgeving inzake brandveiligheid beschreven.
Bijlage 2, 3 en 4: Niet-industriële gebouwen
Bijlagen 2, 3 en 4 behandelen respectievelijk de lage (<10m), middelhoge (10-25m) en hoge niet-industriële gebouwen (>25m) zoals kantoren en winkels. De hoogte van een gebouw bepaalt u door de afstand te meten tussen het hoogste afgewerkte vloerpeil van het gebouw en het laagste peil van de weg die brandweerwagens kunnen gebruiken omheen het gebouw. Voor hogere gebouwen gelden strengere eisen omdat de brand zich er van nature uit sneller verspreidt, en omdat de evacuatie er veel moeilijker verloopt.
Bijlage 5: Materialen
Deze bijlage rangschikt verschillende materialen volgens de mate waarin ze brandbaar zijn volgens de Europese classificatiemethode. De brandbaarheidsfactor varieert van A1 en A2 (weinig brandbaar) tot E (bijdragend tot algehele vlamoverslag) en F (materialen die geen classificatie hebben of niet voldeden aan de minst strenge eisen). Ook bepaalt ze welke brandbaarheid de belangrijkste constructie-elementen mogen hebben. De brandweerstand van kolommen, balken, wanden en vloeren moet er namelijk voor zorgen dat de brand zich niet verder in het gebouw kan verspreiden, dat de basisstructuur overeind blijft en dat de brandweer snel en efficiënt te hulp kan schieten. Het is daarom belangrijk om de juiste materialen hiervoor te selecteren.
De brandweerstand van materialen kan eventueel verhoogt worden door deze te behandelen met een brandwerend product.
Bijlage 6: Industriële gebouwen
De industriegebouwen vormen een aparte categorie en vallen niet onder de categorieën van laag, middelhoog of hoog gebouw. Een gebouw heeft een industriële functie wanneer er bedrijfsmatig materialen of goederen in bewerkt of opgeslagen worden. In de folder “De klassering van industriegebouwen” leest u er alles over. Binnen bijlage 6 is er ook nog een indeling in klassen A,B, en C. Deze klassen staan voor de brandlast van een gebouw.
Klasse A Verwerking of opslag van: | Klasse B Verwerking of opslag van: | Klasse C Verwerking of opslag van: |
---|---|---|
Vaste, niet smeltende stoffen | Vloeistoffen en smeltende vaste stoffen | Gassen, metalen en vetten |
Papier, hout, textiel en verpakkings- materiaal | Oplosmiddelen, olie, benzine, was, vet en kunststoffen | Aardgas, LPG, butaan, propaan, aluminium, natrium, magnesium, frituurvet, plantaardige en dierlijke vetten |
Brandveiligheid volgens de Gewesten en de Gemeenschappen
In principe zijn alle basisnormen afkomstig uit de federale wetgeving. De Gewesten en de Gemeenschappen zijn echter bevoegd om de basisnormen in sommige gevallen aan te passen en aan te vullen aan een gelijkwaardig veiligheidsniveau. In sommige gevallen is het namelijk bijna onmogelijk om aan de federale voorschriften te voldoen. Het gaat dan wel over hele specifieke gebouwen in de sectoren Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Zo’n afwijking wordt natuurlijk niet automatisch verleend:
- De bouwheer of uitbater moet een aanvraag doen bij het agentschap Zorg en Gezondheid
- De aanvraag is alleen geldig voor het specifieke onderdeel waarvoor de afwijking wordt gevraagd, andere delen moeten gewoon aan de federale wetgeving voldoen.
- Een (innovatief) alternatief voorstel moet worden voorgelegd door de aanvrager. Hiermee moet hij/zij aantonen dat er een gelijkwaardig niveau kan worden behaald.
Ook moet er een uitgebreid dossier worden ingediend met:
- Beschrijving van de problematiek en de voornaamste reden voor de afwijking
- Resultaten en verslagen van risico analyses door de brandweer of inspectiebureaus
- Foto’s en beschrijvingen van de afwijkingen
- Voorstellen voor alternatieve maatregelen
- Plannen en tekeningen van het gebouw
Hierna zal de Commissie voor Afwijking aan de bevoegde brandweer vragen om haar advies uit te brengen over de gevraagde afwijkingen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!